Hoe vaak we dat wel niet hebben gezegd of gedacht.

Toen een aantal weken geleden we in de dierentuin waren was er een gezin met de wensambulance. De man op de brancard, denk een jaar of 60/70. Nog veel te jong, maar duidelijk afgetakeld genoot van misschien wel zijn laatste tripje naar de dierentuin.

We zeiden nog tegen elkaar, zo mooi dat het er is, maar je hoopt het nooit zelf nodig te hebben.

Nog geen 2 maand later lijkt dat ineens niet meer zo vanzelfsprekend.

Ik neem je even mee een paar weken terug.

Om precies te zijn naar 22 juli 2022.

Mijn vriend, Patrick moet voor een onderzoek naar het ziekenhuis. Catlijn, onze dochter en ik gaan mee. Het is immers een standaard onderzoek en het zal niet lang duren.

De verpleegkundige komt hem ophalen en geeft aan dat wij prima in de wachtkamer kunnen blijven zitten, want hij is immers zo klaar.

Als ze na ruim 45 minuten nog niet terug zijn beginnen bij mij de zenuwen te komen. Ik app wat vriendinnen die me enigszins proberen gerust te stellen, maar het voelt niet goed.

Als ze na bijna een uur mij komen ophalen en zichtbaar schrikken dat onze 5 jarige dochter naast mij zit te wachten weet ik het zeker. 

Het is niet goed.

De verpleegkundige biedt aan om met Catlijn ranja te gaan drinken en ik stem er mee in. Patrick, die nog iets verder van zijn gevoel vandaan staat op dat moment, snapt niet zo goed waarom Catlijn er niet bij kan zijn.

Is toch makkelijk wanneer de dokter haar verteld waarom papa een slangetje in zijn neus heeft en dat hij moet blijven.

Maar mijn gevoel zegt dat er meer is dan alleen een paar nachten ziekenhuis.

Catlijn gaat mee met de verpleegkundige en ik mag op een krukje naast Patrick zitten. Het onderzoek was zwaar. Ze konden niet met de normale camera via zijn keel omdat de slokdarm helemaal dicht zat. Dus toen met een kleinere camera via de neus en gelijk een sonde aangelegd.

Maar dat was niet het enige. 

Wat ze hebben gezien tijdens het onderzoek is niet wat je wil horen als je 39 bent. En nee ook niet als je 60, 70 of 80 bent, maar zeker niet 39, topfit en vader van 44n 5 jarig meisje.

Conclusie, slokdarmkanker.

Ik dacht dat ik al situaties genoeg had meegemaakt waarbij ik voelde dat de grond onder mijn voeten vandaan zakte, maar deze was wel echt een mega synchole. 

Er gaat van alles door me heen. Patricks opmerking toen ik hem net leerde kennen dat hij niet ouder zou worden dan 40 is het eerste wat in me opkomt.

Sukkel! Denk ik nog. Hoe kan je dat ook denken? Nu wordt je bijna 40 en nu lig je hier.

En Catlijn, hoe moet het daar mee? Ik kan toch niet alleen met haar achter blijven?

Waarom wij, waarom nu? Hoe nu verder? 

Van alles gaat er door je heen.

En dan komt het. We worden naar een kamer gebracht en ik probeer mensen te bellen. Mijn telefoon heeft weer eens geen bereik dus ik gebruik Patricks telefoon. 

Eerst zijn moeder, zijn broertjes, zijn zusje… Niemand neemt op. 

Dan mijn moeder, die neemt wel op.

Ik kom niet uit mijn woorden. Wat moet ik zeggen. Er komt alleen maar uit, ‘het is niet goed met Patrick’.

Na wat troostende woorden van de verpleging lukt het me om mijn moeder te vertellen wat er aan de hand is.

Ze besluiten om hun vakantie af te breken en terug naar huis te komen.

Even later lukt het toch om wat familie van Patrick te bereiken.

Zijn tweelingzusje is logischerwijs erg aangeslagen, toch kan ze het nog opbrengen om te vragen of ze langs mag komen, omdat onze band niet altijd even goed is. Wat een respect heb ik daarvoor dat je op zo’n moment toch nog aan de ander kan denken. Uiteraard zijn we alleen maar dankbaar dat ze zo snel mogelijk wil komen. Echter woont ze niet om de hoek en duurt de reis minimaal 2 uur, plus dat we haar op haar werk belde, dus het duurt nog even voordat ze er is.

Gelukkig kan ze haar moeder ophalen, zodat ze samen de lange rit kunnen maken.

Inmiddels hebben we ook Patricks jongste broertje kunnen bereiken en zijn vader.

En dan, wie moeten we nog meer bellen? Werk, vrienden… 

Elke keer weer het verhaal doen, elke keer weer de vraag van mensen “hoe nu verder?” En elke keer het verdriet.

De hele dag door komen er mensen naar het ziekenhuis en krijgen we telefoontjes. We huilen, proberen Catlijn uit te leggen wat er is en staan zo veel mogelijk mensen te woord. 

Na een paar uur wordt dan eindelijk de sondevoeding aangesloten en het infuus en ik zie Patrick opknappen.

Hij had immers al een hele dag niet gegeten en gedronken.

ZIjn hele familie is er inmiddels en een goede vriendin van ons. 

Ongeloof zie je in elke blik, niet alleen de mensen die voor ons komen, maar zelfs bij het verplegend personeel. 

Hoe kan zo’n jonge fitte man ineens hier liggen en niet eens zelfstandig kunnen eten?

En dan komt het besef.

Dat overkomt ons!